woensdag 25 december 2019
zondag 22 december 2019
Schapendoezen hebben het instinct van de muddehond
vrijdag 20 december 2019
Schapendoezen houden van hollen en water
dinsdag 29 oktober 2019
Ben de Brak
Bens Brakkenbloed speelde op. Hij snoof een spoor en ging ervandoor. Hij jaagt echt volledig op de neus al blijft hij wel zwijgen. Als hij z'n prooi bereikt, gaat hij ertegen blaffen ipv ze te bijten. Dat durft hij om de een of andere reden alleen mensen.
donderdag 24 oktober 2019
Ben blijft pootjebaden
DE SCHAPENDOES DANKEN WE AAN DUITSERS
Toepoels boek Onze Honden verscheen in 1933. De Schapendoes komt er nog
niet in voor.
Wel wijst hij bij de Hollandse Herder op het bestaan van een langharig
schepershondentype in het buitenland “met korter hoofd en langeren staart” en
beweert het onze als jongen tijdens fietstochten[i] weleens gezien te hebben
alsmede dat die allemaal zwart waren. Dit laatste geheel conform de indertijd
onder kynologisch onderlegden gangbare mening. Schepershonden moesten donker
wezen, wist men zeker, merkwaardig genoeg. Want L. I. M. Columella (geb. rond 4
n.C.) wees er in boek 7 van De Re Rustica al op dat schepershonden wit moeten
zijn, volgens hem opdat de scheper ze in de schemering kan onderscheiden van
wolven. Wat Petrus de Crescentiis (geb. c. 1230) in Il Libro della agricultura
in zoverre bevestigt, dat hij denkt dat ze wit zijn zodat schapen ze niet verwarren
met wolven. Dat zwart schapen inderdaad niet koud laat, heb ik toevallig zelf
mogen ervaren toen ik eens een bij bermbegrazende schapen bezig zijnde blinde
passeerde, die me vroeg of mijn hond soms zwart was. Op mijn wedervraag hoe hij
dat wist, antwoordde hij dat hij dat aan zijn schapen merkte.
De
2e druk uit 1937 laat het daarbij. Een jaar eerder noemde Toepoel in Het
Vaderland (dd.19-7-1936) de Ruwharige Hollandse Herder nog het “edele rasdier
van onze heide”.
Pas eind jaren ’30 herinnert hij zich blijkbaar beter
wat hij zag en hoe dat heette want in zijn in 1940 verschenen
Hondenencyclopaedie neemt hij het lemma Schapendoes op. Zonder het predicaat
Nederlandse, volgens mij omdat het woord zelf al zo typisch Nederlands is dat
buitenlanders het niet foutloos konden uitspreken.[ii] Wat herkomst betreft,
beperkt hij zich tot: “Kwam in ons land vaak bij de kudde voor”, “Herders roemden zijn schranderheid” en “zag
niet hooger dan even 50 cm en donker bij zwart af”. Ook vertelt hij dat er in
1916 in Hilversum eentje kettinghond was en in 1920 een ander huishond.
“Schijnt thans verdwenen”, besluit hij. In 1949 voegt hij in de 3e dr.
van Onze Honden nog toe dat hij de hond op de foto in de Hondenencyclopaedie
eens in Amsterdam uit het drukke verkeer opgenomen en aan het Asyl overgegeven
had.
Vreemd
genoeg ontbreken Burgersdijks en Schlegels inheemse water- en poedelhonden uit hun boeken van begin
jaren zestig 19e eeuw in Toepoels Hondenencyclopaedie[iii]. Hun rasloosheid kan
daar niet de reden van zijn want bij het lemma Belgische Rassen van 52 kolommen
worden wel een heel aantal zeer uiteenlopende types gebruikshonden genoemd. De
zogenaamde “Leeuwtjes” zijn eigenlijk dwergpoedels, vroeger voor de jacht op
waterwild gebruikt, staat er bijvoorbeeld. Daarnaast schampert hij bij het
lemma Poedel van 9 kolommen wel dat Frankrijk en Duitsland het ras opeisen
terwijl ook wij er recht op hebben daar “poedelen” een Nederlands woord is,
maar vermeldt niet dat we ook een eigen variant hadden rondlopen! Bij de Poedel
noemt hij nog dat het zeer vermaarde oorlogshonden waren, geliefd bij de Franse
en Duitse legers ten tijde van Napoleon[iv]. Hetzelfde beweert hij
van de “Pyreneesche Herdershond” in WO1.
Poedels
werden vroeger inderdaad naast herdershonden tegen mensen ingezet, bevestigt
een artikel in de Nieuwe Venlosche Courant van 11-11-1911 over het voornemen
der regering in 1912 het politiehondenwerk te beperken tot honden met een
stamboom van 1 van de 4 rassen die daar volgens Cynophilia geschikt voor zijn.
Tot grote woede van de werkvloer, waar juist Poedels perfecte politiehonden
blijken te zijn, maar dan wel stamboomloze[v]! De schrijver noemt het
verdacht dat de keus uitgerekend op de 4 duurste rassen viel. Toepoels
Hondencyclopaedie zegt daarover bij het lemma Politiehonden (door C.
Arntzenius) dat Cynophilia na “allernauwkeurigste schifting” om verschillende
redenen uitgemaakt had dat de Labrador de meest geschikte politiehond was; en
bij het lemma Belgische rassen, hoofdstuk Politiehonden (door L. Huyghebaart)
dat de politie daar in 1899 begon met Mechelaars omdat schepershonden
bijtlustig waren, in tegenstelling tot ganzenwachtershonden, die er precies
hetzelfde uitzagen (!) maar veel zachter van karakter waren.
Kennelijk
keek Toepoel voor de oorlog verkeerd toen hij vermoedde dat die andersoortige
schepershonden verdwenen waren want eind jaren 40 doken ze in grote getale op
om als Schapendoes erkend te worden. In 1950 verbaast Toepoel zich er in de 2e
druk van de Hondenencyclopaedie dan ook over dat er nog zoveel zijn die “tal
van zijn eigenaardigheden hebben geërfd en zelfs die ze alle bezitten”. De
ontberingen der bezetting moeten zijn geheugen verder aangescherpt hebben want hij weet ineens dat de Schapendoes[vi] ook wel herdersdoes of
schapenhond heette[vii]
en het ras reeds op tentoonstellingen in de jaren [18]80 uitgebracht werd.
Helaas koos de kynologie toen tot Hollandse herdershond het andere type,
schrijft hij, eraan toevoegend: “men sprak destijds van “Hollandse” ook wanneer
men “Nederlandse” bedoelde”.
Alleen hijzelf is het oog op het ras blijven houden, dat hij overal in ons land bij de kudde aantrof en later, toen hij geen tijd voor grote fietstochten meer had, in ’t Gooi, staat er nu. Dat hij later zo’n hond in ’t Gooi zag, klopt inderdaad maar dat hij eerder veel tijd voor grote fietstochten had, betwijfel ik. Geboren (in 1881) en getogen als Amsterdammer doorliep hij HBS en Handelschool, raakte daarbij van de bokssport bezeten, werd in 1902 Nationaal kampioen lichtmiddengewicht en kampioen middengewicht een jaar later, frequenteerde daarna Kolonie Walden[viii], toog toen naar Engeland om zich verder te bekwamen in de vechtsport en begon tenslotte in 1912 te Den Haag een school voor de lichamelijke ontwikkeling der elite.
Alleen hijzelf is het oog op het ras blijven houden, dat hij overal in ons land bij de kudde aantrof en later, toen hij geen tijd voor grote fietstochten meer had, in ’t Gooi, staat er nu. Dat hij later zo’n hond in ’t Gooi zag, klopt inderdaad maar dat hij eerder veel tijd voor grote fietstochten had, betwijfel ik. Geboren (in 1881) en getogen als Amsterdammer doorliep hij HBS en Handelschool, raakte daarbij van de bokssport bezeten, werd in 1902 Nationaal kampioen lichtmiddengewicht en kampioen middengewicht een jaar later, frequenteerde daarna Kolonie Walden[viii], toog toen naar Engeland om zich verder te bekwamen in de vechtsport en begon tenslotte in 1912 te Den Haag een school voor de lichamelijke ontwikkeling der elite.
Tevens is hem inmiddels duidelijk dat de ‘thans vaak nog
gekrulde vacht recht moet zijn, niet te vlak liggen en licht golven mag” en
geen helle kleur had daar de herder alle jongen afmaakte die niet donker waren.
Ria Hörter schrijft in haar essay PMC Toepoel, Bokser, Kynoloog, Auteur dat hij
het golvende, lange haar weet aan vreemd bloed maar in 1950 kiest hij er dus
wel voor. Wat Hörter hem in de mond legt, komt in ieder geval meer overeen met
de werkelijkheid want uit de bronnen blijkt duidelijk dat het haar meer
krullend dan lang was. Schepershonden worden in het werk belemmerd door
golvende, lange haren omdat daar allerlei modder en takjes aan blijven hangen.
Vooral afgestorven heidetwijgjes doen dat, is mijn eigen decennialange
ervaring. In Die Deutschen Schäferhunde
der Gegenwart, 1927[ix]
wijst R. Löns ook nog op het sneeuwprobleem terzake. Ik vermoed daarom dat
Toepoel voor golvend lang haar koos om gelijkenis met poedelhonden te
verminderen. Lijkt het golvend lange haar niet echt handig voor het scheperen
op de heide, ook de fraaie kuif schijnt daar niet echt nuttig bij. C.F.G. Thon beweert[x] in 1833 dat honden voorzien van lange en
dichte lokharen en daardoor meer tegen gevaarlijke slagen verzekerd zijn,
voorrang boven anderen hebben bij het opsporen, vinden en aanslaan van zwijnen.
Dat schepershonden ook voor zwijnenjacht dienden,
bevestigt L.J. Fitzinger in Der Hund und seine Racen, 1876. Hij zegt dat ze
vanwege hun uitstekende reukvermogen ook gebruikt werden bij de jacht op
Truffels, Zwijnen en Dassen.
Dat schepers te licht bevonden welpen afmaakten,
klopt evenmin aangezien die zich daar helemaal niet mee bemoeiden. Zij keken
uitsluitend naar honden die direct inzetbaar waren, zonder zich af te vragen
wat voor honden dat waren. Een mooi voorbeeld daarvan bevat bldz. 222 van het
Algemeen Verslag wegens den Staat van den Landbouw gedurende het jaar 1866 van
Gedeputeerde Staten aan de Provinciale Staten van Gelderland, waar staat dat te
Doornspijk een hondsdolle schepershond 3 koeien gebeten had, met de kanttekening
dat men dat te wijten had aan de dwaasheid een vreemde, ronddwalende hond als
schepershond in te zetten. Overigens was de taak van onze herdershonden vroeger
meer dat van boerderij- dan van schepershond[xi]. Ze bewaakten ook het erf en bestreden ongedierte, terwijl ze wel gewoon bij
de boerenfamilie in huis leefden en dus geen staldier waren.[xii]
Hetgeen ze tevens uitstekend geschikt
maakte voor het leven in de stad. Het uiterlijk van de schapendoes was echter
niet voorbehouden aan herdershonden want ook de stadse waterhonden die men
poedelhonden placht te noemen tooiden zich ermee, evenals brakken voor de
vossen- en dassenjacht[xiii]. In de stad zullen die
soorten zich vermengd hebben, als ze om te beginnen al niet tot hetzelfde
genotype behoorden. Aangezien alle honden die aan het ras bijdroegen van de
straat geplukte stadshonden waren, kunnen de huidige exemplaren ervan
eigenschappen van zowel boerderij- als water- en jachthonden vertonen. Welke
zich ontwikkelen hangt vermoedelijk vooral af van de kans die ze daartoe
krijgen.
Foto´s
tonen aan dat Schapendoesachtige honden eind 19e/begin 20e
eeuw niet overal te zien waren waar schaapskudden de heide teisterden maar wel
deel uitmaakten van het stadsbeeld van onze steden. Ze werden naar believen
poedel- of herdershonden e.d. genoemd[xiv] en deelden dezelfde
eigenschappen. Dat Toepoel daar geen weet van had, acht ik ongeloofwaardig.
Waarschijnlijker lijkt mij dat hij poedelhonden om opportunistische redenen
verdoezelde. Een achtergrond als hond van de eenzaam over de grote stille heide
dwalende herder verkocht uiteraard veel beter dan dat van eeuwenoud
poedelachtig huisdier.
Door
de bezetting gedreven stelde Toepoel zich hogere doelen dan het vinden van de
waarheid en de ware achtergrond van het ras dat hij wilde scheppen was daar
niet bruikbaar bij. Zonder Duitsers over de vloer was hij volgens mij geheel
tevreden gebleven met het beeld van de Ruwharige Hollandse Herder
als “Edel Rasdier van Onze Heide”.
[i]
Of hij als jongen al fietsend kon zien dat sommige
schepershonden kortere hoofden maar langere staarten bezaten, betwijfel ik. Bovendien
schrijft hij in 1950 dat de overvloedige, lange beharing de schedel juist veel
dieper doet lijken.
[iii]
In het lemma Boeken en Tijdschriften begint hij wat Nederland
betreft pas bij 1875, tegen 1387 voor Frankrijk, 1406 voor Engeland en 1587
voor Duitsland.
[v]
Interessant citaat: “Een herdershond afgeschaft voor een
schaapspoedel, omdat hij niet ruiken kan, een flinke daad der NPV.”
[vii]
Volgens het WNT heeft herdersdoes nooit bestaan. Wel in gebruik
waren: Schaapspoedel, Wolpoedel, Poedelhond, Poedel, Poesbaart, Does(hond),
Kardoes, Krulkardoes, Krulhond, Krullok en Waterhond
[xi]
Wat op zich al reden genoeg is de Schapendoes niet weg te zetten als
schepershond van de heide.
[xiii]
Volgens K. (Charles Estienne) Stevens en J. Liebout in De
Velt-bouw ofte Landt-winninghe, 1582.
[xiv]
Zelfs gelijktijdig voor dezelfde hond. In tijdschrift Op de
Hoogte, jrg. 13 (1916) staat bijv.: “… bedoelde een hond, en nog wel een
kardoes, zo’n gezellige, zwart of witte krulharige poedel”.
zaterdag 19 oktober 2019
Ben bijt uitsluitend mensen
vrijdag 4 oktober 2019
Schapendoezen zijn dol op hollen
Ben wil wel eerst zien en dan pas geloven. Hij weet dat hij een beloning krijgt als hij bij terugkomst voor me gaat zitten maar hij doet dat alleen direct als hij ziet dat ik het in mijn hand hou. Zoniet dan duurt het een poos voor hij toegeeft.
vrijdag 27 september 2019
Schapendoezen zijn dol op moddersloten
Een oud spreekwoord luidt: een goede waterhond ontziet geen morsige sloot.
Ook Ben is dol op moddersloten maar heeft een hekel aan de modder die daarna aan zijn vacht blijft kleven. Hij gaat zich dan ook droogwrijven zodra hij kans daartoe ziet.
Ook Ben is dol op moddersloten maar heeft een hekel aan de modder die daarna aan zijn vacht blijft kleven. Hij gaat zich dan ook droogwrijven zodra hij kans daartoe ziet.
dinsdag 17 september 2019
Ben beheerst zich
zaterdag 31 augustus 2019
Ben blij
vrijdag 30 augustus 2019
Ben best betrouwbaar bij wandelen
maandag 19 augustus 2019
Ben vandaag 7 jaar geworden
waarvan de laatste 2,5 jaar bij mij.
Schapendoezen worden gemiddeld minstens 14 dus uiteindelijk zal ik hem wel de langste tijd van zijn leven gehad hebben, hoop ik.
Hij besloot een paar dagen geleden op deze plek midden in het bos een diep gat te graven.Hij bleef ermee bezig, steeds een uurtje ofzo en stopte dan om verderop in het water te gaan staan maar vandaag lijkt hij zijn doel bereikt te hebben.
zaterdag 17 augustus 2019
vrijdag 16 augustus 2019
Ben de beste loslopende Schapendoes
Mijn vorige Schapendoezen liepen altijd gewoon door, keken nooit om naar mij en hielden alleen halt als ik zelf stil stond.
zondag 28 juli 2019
Ben blij met bosplasjes
vrijdag 5 juli 2019
Ben genormaliseerd tot hanteerbare Schapendoes
Ben beheers ik nu geheel met mijn stem, zodat ik mijn armen thuis kan laten wanneer ik met hem wandel in het gemeentepark.
zaterdag 29 juni 2019
Ben aan het poedelen tegen de hitte
Ben doet hier wat in onze taal bedoeld wordt met POEDELEN: "In haar eigenlijken zin dienende om het geluid weer te geven dat levende wezens in vocht of in een weeke massa maken, oftewel in water plassen, flodderen, morsen; in water omplassen als een spelend kind. Het is een onomatopee."
Bron: WNT
Honden met deze eigenschappen waren geliefd bij stropers van watervogels en waterwild als otters en bevers, maar ook voor bestrijding van ongedierte als woelratten, mollen en bruine ratten.
woensdag 12 juni 2019
maandag 3 juni 2019
Ben blaft boot aan
zondag 12 mei 2019
Ben blaft koe aan
woensdag 24 april 2019
Bens gedrag bij los wandelen nu beheersbaar
Ben reageert ook direct als ik hem terugfluit, wat alleen werkt als hij op honden afgaat. Valt hij mensen aan dan moet ik mijn stem fors gebruiken, terwijl dat bij honden geen effect heeft.
Ben is naar mensen toe juist weer agressiever. Mijn honden reageerden tijdens wandelingen in het buitengebied ook wel met dreigend geblaf op mensen die in de verte opdoken of stilstonden maar daar bleef het dan bij, terwijl Ben als hij mensen ziet naderen eerst even stilstaat en dan grommend op ze afstormt, althans als ik hem dan niet gelijk terugroep. Zelfs als iemand pas op enkele meters afstand in beeld komt, wat in het donker wel eens gebeurt, en Ben direct de aanval inzet, kan ik hem nu afstoppen.
dinsdag 26 maart 2019
Ben is een koehond
vrijdag 22 maart 2019
Ben 2 jaar bij mij
woensdag 20 maart 2019
Ben teruggefloten
dinsdag 26 februari 2019
Ben blij met dode vis
maandag 25 februari 2019
Ben dol op hollen
zaterdag 16 februari 2019
Ben bewaart afstand 2
zondag 10 februari 2019
Ben bewaart afstand
zaterdag 9 februari 2019
Schapendoezen kunnen kinderen bijten
Niet mijn stelling maar die van twee fokkers. De ene stelt: "Schapendoezen die kinderen hoeden zijn ook geen uitzondering, een heel gevaarlijke situatie.Tijdens het spel wil de schapendoes nog wel eens in de hielen bijten, vooral rennende kinderen kunnen een trigger zijn om te pakken. Een manier om dit te voorkomen is veel bezig zijn met de hond en enkele basiscommando’s zoals blijf.", aldus de fokker (een door O&O gecertificeerde hondentrainer) op de website schapendoezen.com.
En de ander (op Roeskebeer.nl) meldt: "Is hij echter tijdens de opvoeding niet of niet genoeg met kinderen in aanraking gekomen dan kan hij in huis tegen kinderen gereserveerd zijn of zelfs grommen of eventueel van zich af bijten."
Volgens mij is het echter helemaal niet nodig om honden tijdens de opvoeding aan kinderen te wennen, althans voor zover het herdershonden als de onderhavige betreft. Die kunnen wel zulk gedrag vertonen jegens vreemde mensen, waken was vroeger immers één van hun taken, en doen dat dan uiteraard ook tegen vreemde kinderen. Mijn eigen fokprodukten zagen de eerste negen weken van hun leven geen enkel kind, kwamen allemaal in gezinnen met kinderen terecht en gaven nooit problemen. Terwijl hun moeder vanwege bijten op de nominatie stond afgemaakt te worden toen ik me over haar ontfermde dus bijten was ze echt niet vreemd.
Ben bijt dan ook geen kinderen uit onbekendheid maar om andere redenen.
Schapendoezen gebruiken graag hun bek om je iets duidelijk te maken of gewoon uit speelsheid. Als ze hun tanden in je zetten is dat dan ook beslist geen blijk van valsheid. Hoe hard dat kan moet hij echter wel proefondervindelijk leren. Het internet puilt uit van informatieve sites over de Schapendoes maar op de twee genoemde na roert niemand het bijten aan.
Daarom een goede raad aan de fokkers: druk iedere koper van Schapendoespups op het hart dat ze hun pup nooit het bijten moeten proberen af te leren. Want sta je dat tot een bepaald niveau en een bepaalde felheid toe dan leert je hond hoe zacht hij zijn mond mag gebruiken. Leer je een pup het bijten daarentegen volledig af en bijt hij later omdat hij het ergens niet mee eens is dan is dat ongedoseerder. Sta je een pup toe je te bijten in spel maar leer je de grens van hoe hard wel en hoe hard niet dan leert de pup daarmee een waarschuwingsbeet te doseren. Je leert ze dat het beste op de simpelste wijze: gewoon een flinke pijnkreet slaken als de beet pijn doet, zoals je doet als je bijvoorbeeld met een hamer op je duim ipv de spijker slaat. Straffen is daarentegen uit den boze omdat de pup het verband tussen beet en straf niet leggen kan.
En de ander (op Roeskebeer.nl) meldt: "Is hij echter tijdens de opvoeding niet of niet genoeg met kinderen in aanraking gekomen dan kan hij in huis tegen kinderen gereserveerd zijn of zelfs grommen of eventueel van zich af bijten."
Volgens mij is het echter helemaal niet nodig om honden tijdens de opvoeding aan kinderen te wennen, althans voor zover het herdershonden als de onderhavige betreft. Die kunnen wel zulk gedrag vertonen jegens vreemde mensen, waken was vroeger immers één van hun taken, en doen dat dan uiteraard ook tegen vreemde kinderen. Mijn eigen fokprodukten zagen de eerste negen weken van hun leven geen enkel kind, kwamen allemaal in gezinnen met kinderen terecht en gaven nooit problemen. Terwijl hun moeder vanwege bijten op de nominatie stond afgemaakt te worden toen ik me over haar ontfermde dus bijten was ze echt niet vreemd.
Ben bijt dan ook geen kinderen uit onbekendheid maar om andere redenen.
Schapendoezen gebruiken graag hun bek om je iets duidelijk te maken of gewoon uit speelsheid. Als ze hun tanden in je zetten is dat dan ook beslist geen blijk van valsheid. Hoe hard dat kan moet hij echter wel proefondervindelijk leren. Het internet puilt uit van informatieve sites over de Schapendoes maar op de twee genoemde na roert niemand het bijten aan.
Daarom een goede raad aan de fokkers: druk iedere koper van Schapendoespups op het hart dat ze hun pup nooit het bijten moeten proberen af te leren. Want sta je dat tot een bepaald niveau en een bepaalde felheid toe dan leert je hond hoe zacht hij zijn mond mag gebruiken. Leer je een pup het bijten daarentegen volledig af en bijt hij later omdat hij het ergens niet mee eens is dan is dat ongedoseerder. Sta je een pup toe je te bijten in spel maar leer je de grens van hoe hard wel en hoe hard niet dan leert de pup daarmee een waarschuwingsbeet te doseren. Je leert ze dat het beste op de simpelste wijze: gewoon een flinke pijnkreet slaken als de beet pijn doet, zoals je doet als je bijvoorbeeld met een hamer op je duim ipv de spijker slaat. Straffen is daarentegen uit den boze omdat de pup het verband tussen beet en straf niet leggen kan.
Ben blij met neerslag
woensdag 6 februari 2019
Ben aan de hol
donderdag 31 januari 2019
Ben ontspant
dinsdag 29 januari 2019
Bochten benauwen Ben
zaterdag 26 januari 2019
Ben probleemloos langs passerende honden
Ben reageert hier op honden die ons even eerder tegemoet kwamen en inmiddels dus allang gepasseerd zijn.
Overigens kwam ik al wandelend met Ben nu alweer voor de derde keer iemand tegen die zei zelf een schapendoes te hebben met bijten als probleem (ditmaal eentje van 3 jaar) en het idee dat het aan hem lag omdat hem wijsgemaakt was dat zoiets absoluut abnormaal voor dit ras was.
woensdag 16 januari 2019
Bens bijzondere wandelgang
maandag 14 januari 2019
Ben zet zijn zintuigen in
dinsdag 8 januari 2019
Ben bevalt stormwind wel
woensdag 2 januari 2019
Ben bang voor bouwzak
Ben valt alleen aan wat hem bekend voorkomt. Hier ziet hij een zak die daar gisteren nog niet lag. Hij sluipt er uiteindelijk heel langzaam naar toe maar dat duurde me te lang.
dinsdag 1 januari 2019
Ben rustig door reggae 2
Abonneren op:
Posts (Atom)